SARO ontving op 27 januari 2021 een adviesvraag van het Vlaams Parlement over het voorstel van decreet tot wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) wat betreft de woonreservegebieden.
SARO ondersteunt ten volle de doelstelling van het voorstel van decreet om de ongewenste aansnijding van slecht gelegen woonreservegebieden een halt toe te roepen. Voor slecht gelegen woonreservegebieden vindt de raad het tevens positief dat het voorstel van decreet de mogelijkheid schrapt inzake de aansnijding via een principieel akkoord (PRIAK) en inzake de rechtstreekse aanvragen voor verkavelingen of groepswoningbouwprojecten.
Twee derden van de juridische voorraad wordt niet gevat door voorliggend decreet. De raad pleit er voor om ook voor deze gebieden een krachtdadig Vlaams beleid te voeren inzake het neutraliseren van slecht gelegen juridisch aanbod.
De raad vindt het geen goede zaak dat het voorstel van decreet diverse uitzonderingen voorziet op de nieuwe regeling en dringt er op aan de diverse uitzonderingen te schrappen zodat ook deze percelen onder het nieuw voorgestelde regime vallen. SARO vraagt tevens te verduidelijken hoe moet worden omgegaan met woonreservegebieden die zijn opgenomen op de verordenende lijst van woningbouw-gebieden.
De raad onderschrijft de keuze om het ontwikkelen van de woonreservegebieden bij de gemeentelijke overheden te leggen, maar dringt er op aan om bij deze beslissing veel sterker de afstemming te bewaken met de ruimtelijke beleidsplannen en ruimtelijke structuurplannen zowel op gemeentelijk, provinciaal als gewestelijk niveau.
De raad staat ronduit negatief ten aanzien van de bepaling in het voorstel van decreet dat een voldoende publiek bekendgemaakte ‘beleidsmatige gewenste ontwikkeling’ de basis kan vormen voor het vrijgavebesluit. De raad vindt het wel positief dat in het voorstel van decreet is ingeschreven dat het vrijgavebesluit duidelijk moet aantonen dat de beslissing conform het gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan/structuurplan moet zijn, maar wijst op het belang van een actuele gemeentelijke ruimtelijke beleidsvisie.
Waar we wonen vraagt een afweging op bovenlokaal niveau. Daarom is het belangrijk dat in de beslissing over de vrijgave van een woonreservegebied deze dimensie uitdrukkelijk aan bod komt. Dit kan door te verwijzen naar uitspraken in een plandocument (beleidsplan, recent structuurplan of woonbehoeftestudie) waar expliciet de ontwikkeling van het gebied in een bovenlokale context wordt geplaatst.
SARO dringt er op aan om in het voorstel van decreet duidelijk in te schrijven dat het vrijgavebesluit moet aantonen op welke manier bijgedragen wordt aan de strategische doelstellingen (inzake kernversterking, ruimtelijk rendement) van de strategische visie van het BRV.
De raad is geen voorstander van de invoering van een nieuw ruimtelijk planningsinstrument ‘het vrijgavebesluit’ louter met het oog op de vrijgave (en ordening) van woonreserve-gebieden. De raad wijst bovendien op de gebrekkige juridische robuustheid van het ‘vrijgavebesluit’. SARO pleit daarom om het bestaande planningsinstrumentarium, in het bijzonder de RUP-procedure, in te zetten.
De raad staat tenslotte positief tegenover het stolpprincipe over woonreservegebieden waardoor deze gebieden in principe niet meer kunnen worden aangesneden. De raad vraagt om niet te wachten tot 2040 en dringt aan op een meer actieve rol van de Vlaamse Regering in de geplande herbestemming van de woonreservegebieden naar openruimtegebied.