Op vraag van minister Joke Schauvliege bracht SARO op 27 november 2013 advies uit over het voorontwerp van decreet tot wijziging van het oppervlaktedelfstoffendecreet. In zijn advies focust de raad vooral op de ruimtelijke aandachtspunten.
De raad ondersteunt het uitgangspunt om het oppervlaktedelfstoffendecreet maximaal af te stemmen met het materialendecreet maar stelt vast dat dit uitgangspunt onvoldoende is meegenomen bij de voorgestelde wijzigingen. Het is voor de raad tevens onduidelijk in hoeverre een evaluatie is doorgevoerd en in hoeverre de wijzigingen hierop gebaseerd zijn.
Een tweede krachtlijn betreft een verdere vereenvoudiging van de planningsinstrumenten. De raad meent echter dat de voorgestelde wijzigingen onvoldoende inzetten op vereenvoudiging. SARO vraagt tevens om bij de procedure voor opmaak van een algemeen oppervlaktedelfstoffenplan volwaardig overleg te voorzien. Wat betreft de noodzakelijke afstemming met milieu steunt de raad de keuze om het plan-MER aspect aan bod te laten komen op het niveau van het RUP dat de ontginningsgebieden moet afbakenen.
De afstemming met het ruimtelijk beleid is eveneens een specifiek aandachtspunt. De raad kan het voorstel tot aanbodgedreven planning van ontginningsgebieden voluit steunen, maar heeft wel bedenkingen bij het feit dat daarnaast het voorliggend voorontwerp van decreet ook de figuur van een gewestelijk RUP op basis van een vraaggestuurd ontginningsproject invoert. De raad adviseert deze piste tot opmaak van RUP’s voor ontginningsgebieden negatief omdat hierdoor een loskoppeling ontstaat tussen ‘planning’ en ‘RUP’s’. Bij dit laatste werd door Voka en Unizo een minderheidsstandpunt ingenomen.