Op 19 april 2023 bracht SARO advies uit over het ‘ontwerp van decreet tot wijziging van diverse decreten, wat betreft de implementatie van het kaderdecreet Vlaamse handhaving’.
SARO verwijst allereerst naar zijn advies van 31 augustus 2022 bij het ontwerp KVH. In dit advies benadrukte SARO onder meer dat het geen uitgemaakte zaak is dat het ontwerp KVH de beoogde unificatie effectief zal realiseren. Het ontwerp KVH is immers een kaderregeling die pas van toepassing wordt op (delen van) de Vlaamse regelgeving als dat bij decreet wordt bepaald. De raad wees er in zijn advies van 31 augustus 2022 bovendien op dat voor de beleidsdomeinen ‘ruimtelijke ordening’ en ‘onroerend erfgoed’ geen concrete initiatieven werden aangekondigd om de sectorale regelgeving inzake handhaving (o.a. VCRO, OED) ook effectief op te nemen in het kaderdecreet. Bovendien gaf het ontwerp KVH geen enkel inzicht over hoe de krachtlijnen van dit kaderdecreet zich verhouden tot de sectorale regelgeving inzake handhaving ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed.
De raad stelt vast dat met voorliggend IKVH het KVH van toepassing wordt gesteld op een omvangrijk deel van de Vlaamse omgevingsregelgeving. De raad focust voorliggend advies op de wijzigingen die met het IKVH worden doorgevoerd aan de VCRO (artikel 49 t.e.m. artikel 83) en het Onroerenderfgoeddecreet (artikel 84 t.e.m. artikel 98):
- SARO formuleert een aantal strategische bemerkingen bij het beoogde regelgevend proces inzake de stroomlijning van de handhavingsregelgeving. De raad heeft heel wat vragen bij de complexiteit ervan. SARO is er momenteel nog niet van overtuigd dat de voorliggende werkwijze - kaderdecreet / implementatiedecreet / sectorale regelgeving en sectorale handhavingsbesluiten - effectief zal leiden tot een stroomlijning van de handhavingsregelgeving.
- Bovendien benadrukt de raad dat het volledige plaatje inzake handhaving in de VCRO en het OED momenteel nog niet gekend is. De vele verwijzingen tussen de verschillende regelgevende teksten maken het bijzonder moeilijk om de totaliteit van de geldende handhavingsregels te vatten. Het beperkte inzicht in het totale plaatje heeft ook te maken met het feit dat het IKVH ervoor opteert om nog heel wat belangrijke zaken in een latere fase te regelen via een Handhavingsbesluit. Het totaalplaatje is niet gekend; maar ook de impact is niet gekend. De raad vindt het een belangrijke tekortkoming dat de Memorie van Toelichting voor een groot deel van de voorgestelde wijzigingen aan de VCRO en het OED geen toelichting geeft.
- Gezien de complexiteit van de handhavingsregelgeving en met het oog op een gedegen implementatie ervan in de praktijk benadrukt de raad het belang om in te zetten op het informeren en ondersteunen van lokale besturen en handhavingsactoren bij de toepassing van de handhavingsregelgeving.
- Naar aanleiding van enkele bemerkingen in de Memorie van Toelichting vraagt de raad verdere verduidelijking van de klemtonen die de Vlaamse Regering wenst voorop te stellen inzake bestuurlijke handhaving alsook inzake bestuurlijke seponering. De raad vraagt bovendien enkele verduidelijkingen inzake het aanstellen van een gemeentelijke stedenbouwkundige inspecteur.
- De raad vraagt om de keuze voor het lichten van de diverse optionele figuren in de VCRO verder toe te lichten en te onderbouwen. Een aandachtspunt betreft de verdere afstemming van de optionele figuren van de VCRO en het DABM aangezien de vergunningsplichtige handelingen van beide decreten gereguleerd worden door één en dezelfde omgevingsvergunning. Voor wat betreft de optionele figuren in het OED gaat het IKVH sterk uit van de samenloop tussen stedenbouwkundige misdrijven en misdrijven onroerend erfgoed zodat – volgens de MvT- ‘de vaststellingsbevoegdheden t.a.v. beide materies beter uniform blijven’.
- Inzake de opheffing van de Hoge Raad voor Handhavingsuitvoering HRH stelt de raad vast dat noch de Memorie van Toelichting noch de Nota aan de Vlaamse Regering hieromtrent verdere toelichting geeft. De raad vraagt om deze opheffing verder te duiden in samenhang met artikel 26 van het IKVH. Dit artikel voert in het DABM de wijzigingen door die noodzakelijk zijn om het Handhavingscollege toe te laten zijn nieuwe taak als het bevoegde rechtscollege voor jurisdictionele geschillen over sanctiebeslissingen, herstelbeslissingen en herstelschikkingen, naar behoren te vervullen.
- De raad gaat tot slot in op de toetreding van het Onroerenderfgoeddecreet in het IKVH. De raad wijst onder meer op de specifieke positie van de gewestelijke inspecteurs onroerend erfgoed, op de samenhang tussen premies onroerend erfgoed en herstelbeschikkingen alsook op de specifieke herstelmaatregelen die bestaan voor onroerend erfgoed.